Gisteren was er een discussie waarbij de voorzitter Theo van Gogh uitspraken deed waardoor één van de discussiedeelnemers, Abou Jahjah boos wegliep. Wat was er aan de hand? Jahjah wilde niet in discussie met Van Gogh (bekend vanwege vele anti-moslim commentaren in de Metro) als gespreksleider. De derde ronde, waarin Jahjah aan het woord zou komen, zou dus geleid worden door een ander. Aan het einde van de tweede ronde, nog voordat Jahjah plaats nam sprak Van Gogh dat hij het vreemd vond dat "de pooier van de profeet met Allah aan zijn kant en een paar indrukwekkende lijfwachten" niet mee zou durven discussiëren als Van Gogh het leidde. Jahjah verliet toen boos de zaal: einde discussie.
Van Gogh antwoordde desgevraagd "Ik wil zeggen wat ik vind", hiermee weer heerlijk Fortuijn parafraserend. En natuurlijk, het is eenieders goed recht om dingen te zeggen. Waarom moet het alleen zo vreselijk beledigend? Nu wordt Jahjah door Van Gogh weer geschilderd als een kwade pier, maar Van Gogh wil zich klaarblijkelijk niet realiseren dat hij door zulke uitspraken iemand tot in het diepst van zijn ziel kan beledigen. Het zou ongeveer hetzelfde zijn wanneer ik een discussie met Van Gogh zou voeren, maar Theo vantevoren zou introduceren, met een stem alsof ik het Grote Morele Gelijk aan mijn kant heb, dat oude, dikke mannen van vijftig die zich dagelijks verlustigen aan de aanblik van meisjes van 20 (zie de Metro van vrijdag, p. 4) een Defect aan hun Brein hebben en daardoor minder serieus dienen te moeten genomen.
Met dit soort uitspraken doe je de discussie geen goed, en dat is een understatement. Elke keer als ik meer lees over/van Van Gogh, word ik meer en meer voorstander van het aanpassen van Artikel 7... vrije meningsuiting leidt immers weer eens tot onderbuikerige onverdraagzaamheid, helaas.
Sunday, May 09, 2004
Het non-existente oor van Van Gogh (1)
Alweer een zwijntje van Pepijn om 3:52 PM
Labels: Theo van Gogh