Een ander ben ik,
gestoken in míjn kleren
die met míjn naam wordt aangesproken.
Hij woont in hetzelfde huis als ik,
wij slapen met dezelfde vrouw
en lezen terzelfdertijd dezelfde boeken.
's Morgens wordt hij in mij wakker,
staat met mij op, wast zich en scheert mij,
wij nemen samen afscheid, lopen samen door de straten.
Hij werkt, hij denkt, hij eet voor mij,
uit míjn mond komen ook zíjn woorden.
Soms overvalt hij hersenschuddend mij
en grijpt de kans aan, in mij rond te moorden.
Ik haat hem: hij verraadt mijn geheimen.
Wat ik niet zeggen wil
schreeuwt hij voluit van de daken.
Ik weet niet meer wie ik ben,
ik weet niet waar hij mij zal leiden,
maar als ik niet meer leef
neem dan gerust zijn handschrift voor het mijne.
(uit Spiegelschrift - gebruikslyriek. Gedichten (1962))
No comments:
Post a Comment