Tim Krabbé, Een tafel vol vlinders
Midas Dekkers, Piep. Een kleine biologie der Letteren
Tja, wat nou nog te zeggen over de (nagenoeg gratis) oogst van de afgelopen boekenweek? Krabbés boek is me tegengevallen: het eerste deel was goed, het tweede deel had niet gehoeven en het einde paste voor mijn gevoel totaal niet bij de karakterontwikkeling.
Dekkers' essay is precies wat we van Dekkers kunnen verwachten: af en toe zeer scherpe observaties van het mensendier, ditmaal verpakt in niet altijd even scherpe observaties van de literatuur daaromheen. Af en toe lijkt Dekkers de literatoren en hun stukjes er met de haren bij te moeten slepen, alsof ie niet van zichzelf al scherp genoeg zou zijn. Maar dat is de makke van het boekenweekessay, natuurlijk.
Het eerste wat je met een nieuw huisdier doet, is het benoemen. Hiermee wordt het tot eremens verheven. En nu maar hopen dat het zijn naam waarmaakt. Onze poes née Anna kreeg haar ware naam pas na jaren, toen ze een pootje op moest offeren aan de grote kankergod. We noemden haar Statiefje. Dat is altijd nog beter dan veel andere namen van schrijverspoezen. In hun verliefdheid stamelen ook de grootste auteurs onbeholpen bij het dopen van hun poes: Poekie (Cees Buddingh'), Pim (Jos Brink), Poelie (Frans Pointl) en Poef (Remco Campert). Alleen Lennaert Nijgh sprak zijn poes netjes met Meneer aan. Het is niet meer dan rechtvaardig dat Remco Campert in het dagboek van zijn Poef omgekeerd Bril blijkt te heten. Zelf moet ik me wel erg vergissen als mijn poezen mij niet gewoon Ober noemen.
p.33-4
Tuesday, March 24, 2009
Gelezen: boekenweek
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
"Ober"? En hoe noemen T&B jou? Slaaf? :)
ReplyDeleteIk dacht meer aan "blikopener". :S
ReplyDelete