Hoewel ik lange tijd dacht en hoopte dat de kredietcrisis van nu weinig om het lijf had in vergelijking met de krach en depressie van toen, begin ik nu te vrezen dat er iets meer overeenkomsten zijn...
De grote depressie van de jaren dertig begon ook als een financiële crisis op de aandelenbeurzen. Door de grote expansie van de prijzen en de hoge dividenduitkeringen was er een zeer hoge mate van speculatie, met name in New York waar behalve de professionele speculanten ook veel individuen actief waren. Deze laatste categorie belegde veelal met geleend geld. Door de hoge mate van speculatie stegen de prijzen tot enorme hoogten, maar spoedig zou blijken op welk drijfzand er gespeculeerd was. In de eerste maanden van 1929 leek met name in Europa de rek er al uit, maar in oktober van dat jaar kwam in New York de echte crash, toen de prijzen dusdanig daalden dat individuele beleggers de leningen niet meer konden terugbetalen, waardoor banken en masse failliet gingen. Dat leidde weer tot een run op nog meer banken, waarbij spaarders in de rij stonden om hun kapitaal op te nemen en thuis in hun oude sok te stoppen, waarop nog meer banken failliet gingen. In de periode 1929-1932 sneuvelden zo ca. 5000 banken. De Federal Reserve Bank deed geen pogingen deze banken te redden.
Het faillissement van al die banken bracht de beurzen in een verdere neerwaartse spiraal. Amerikaanse beleggers trokken zich daarenboven terug uit de rest van de wereldeconomie, wat leidde tot het faillissement van de Creditanstalt, de grootste bank van Oostenrijk, en dat leidde dan vervolgens weer tot talloze faillissementen in Duitsland. De Duitse economie kon daarna de schuldbetalingen, voor een deel het gevolg van het verdrag van Versailles van 1918, niet meer ophoesten, waardoor op zijn beurt de Britse pond onder druk kwam te staan, waarop de Britse banken en bedrijven er steeds slechter voor kwamen te staan. En zo donderde het hele financiële kaartenhuis van de westerse wereld in elkaar.
De crisis bleef echter niet op de beursvloer hangen en had grote gevolgen voor de mensen op straat. Bedrijven gingen massaal failliet en ontsloegen even massaal hun werknemers, waardoor de werkloosheid schrikbarende vormen aannam. In 1932 werden wereldwijd dertig miljoen werklozen geteld – en daar werden dan niet eens de mensen bij gerekend die een baantje van een paar uur in de week hadden weten te vinden. Een goed sociaal vangnet bestond veelal niet: in de hele westerse wereld leidde dit tot een forse toename van mensen die hun huis verloren.
In de Verenigde Staten werden de Hoovervilles een bekend begrip: over het hele land ontstonden in de parken en op andere legen plekken in de steden kampementen van daklozen, spottend genoemd naar de president die maar niet reageerde op de crisis. President Herbert Hoover ging er inderdaad vanuit dat de krach er één van de vele was: zoals eerder zou de markt er wel uitkomen. Niettemin nam hij veel maatregelen om de crisis het hoofd te bieden: hij zette een eerste rudimentaire bijstand op en gaf veel subsidies aan banken en bedrijven in moeilijkheden. Deze maatregelen werden echter bijna teniet gedaan door de verhoging van de invoertarieven die hij doorvoerde, om zodoende Amerikaanse banen te behouden. Dit leidde tot een globale handelsoorlog, waarbij andere landen zelf ook de invoertarieven fors verhoogden, wat leidde tot het steeds meer stilliggen van de internationale handel en een verergering van de depressie.
De depressie had in enkele landen tot een grote inflatie geleid: in Duitsland was dit zelfs een hyperinflatie. De oude centrumpartijen van de Weimarrepubliek leken hier geen antwoord op te kunnen bieden en de gedesillusioneerde Duitsers richtten zich daarom op de extremistische partijen op de linker- en rechterflank: de communisten en de nationaalsocialisten.
Aanvankelijk merkte men in Nederland weinig van de wereldwijde depressie: het loon- en prijspeil bleef tot 1931 genoegzaam stabiel. Daarna tuimelde het land mee in de internationale crisis: het aantal werklozen liep van circa 100.000 rap op tot 480.000 in 1936.
Net zoals in andere landen besloot de regering tot het geven van een financiële ondersteuning aan de werklozen. Deze mocht niet te hoog zijn, anders zouden de werklozen – zo meende men – lui worden. Het bedrag was nauwelijks voldoende voor huur en maaltijd. Om te voorkomen dat de werklozen zwart zouden gaan werken moesten ze één of twee keer per dag een stempel halen in een stempellokaal. Deze als vernederend ervaren stempelplicht tekent het Nederlandse collectieve geheugen van de jaren dertig.
In de Verenigde Staten was Hoovers opvolger Franklin D. Roosevelt aan de slag gegaan met de New Deal, een project dat de overheid weliswaar fors in de schulden stak, maar zorgde voor veel werkgelegenheid waardoor mensen weer konden consumeren en waardoor na verloop van tijd de economie weer aantrok. Nog belangrijker was de keuze die in veel landen werd gemaakt voor de ontwaarding van het eigen geld. Omdat dit betekende dat de eigen producten in het buitenland goedkoper werden, leidde dit tot een toename van de internationale handel.
In Nederland echter hield de regering van Hendrikus Colijn vast aan de gouden standaard waardoor de gulden lange tijd een van de duurste munten was. Daarnaast besloot de regering zo weinig mogelijk uit te geven, tot groot protest van met name de socialistische SDAP. De voortdurende economische recessie waarin Nederland bleef verkeren – terwijl de rest van de wereld weer langzaam opkrabbelde – leidde bij velen tot twijfels over de parlementaire democratie: was dit systeem niet te weinig daadkrachtig in vergelijking met de directe democratie in de VS, of de inmiddels gevestigde dictatuur bij onze oosterburen? Dit vraagstuk leidde in Nederland nauwelijks tot een verdere opkomst van een fascistische partij als de NSB.
Dit liep anders in Duitsland. De inmiddels ingestelde regering van Adolf Hitler boekte succes met de bestrijding van de crisis, door fors in te zetten op industrialisering, infrastructurele werken en herbewapening. De groei in kapitaalslasten die hiervoor echter nodig was, was zo groot, dat de Duitse regering dit alleen kon oplossen door een verdere fysieke expansie, leidend tot de Tweede Wereldoorlog. Ironisch genoeg zou deze oorlog in alle betrokken landen zorgen voor een opleving van de economie, omdat regeringen nu gedwongen werden nog meer te investeren in de industrie (met name voor wapens) en na de oorlog in herstelwerkzaamheden. De winnaar van de Tweede Wereldoorlog was daarmee het bedrijfsleven.
Zo op het eerste gezicht lijkt er een aardige overeenkomst tussen de krach en de depressie van toen en de kredietcrisis van nu. Een deel van de oorzaken van toen zijn dezelfde als die van nu: een overspannen markt, met onverantwoorde leningen (anno nu veroorzaakt door een incompetente president, George W. Bush), die uiteindelijk leidden tot een te grote schuldenlast waarop banken failliet dreigen te gaan. Maatregelen van overheidswege die die wildgroei tegen hadden kunnen houden, die waren ingesteld in de jaren dertig, waren gradueel weer afgeschaft in de jaren tachtig en negentig, waardoor er weer een echte kredietcrisis heeft kunnen ontstaan. Het verschil met toen is echter dat nu de verschillende overheden snel en fors ingrepen. Ook is dat overal in de westerse wereld inmiddels een redelijk adequaat sociaal vangnet aanwezig zodat werklozen niet langer op straat belanden en waarschijnlijk de consumptie uiteindelijk veel minder snel zal teruglopen dan pessimisten nu voorzien. Wat nog belangrijker is, is dat de crisis in gezamenlijk overleg wordt aangepakt. Wereldleiders vergaderen er samen over in de Europese Unie, en in de Verenigde Naties. Helaas zijn er ook enkele tekenen aan de wand dat die samenwerking alsnog de verdommenis ingaat. De nieuwe president van de VS, Barack Obama, heeft een degelijk pakket gekozen om de crisis te bestrijden, maar daarbij zit ook een protectionistische maatregel: de verordonnering dat er puur Amerikaanse materialen mogen worden gebruikt bij bouwprojecten. China en Amerikaanse ondernemers hebben hier al kritiek op geuit, vrezend dat dit kan leiden tot eenzelfde domino-effect van protectionisme als in de jaren dertig, en ik vrees dat ze daarin gelijk hebben. Inmiddels lijkt ook het kabinet-Balkenende de weg kwijt te zijn, althans, als we de geruchtenstromen moeten geloven gaat men bezuinigen in plaats van anticyclisch de economie stimuleren. Straks houden we ook nog krampachtig vast aan een harde euro? Nee, gelukkig staat hier de Europese markt in de weg. Hopelijk zorgt dat er voor dat de kredietcrisis van nu achteraf niets meer of minder dan een reparatie van de kapitalistische hovaardij zal blijken te zijn, en niet het einde van de wereld zoals we die kennen.